Huisslijt

Het went niet, ook al zou je denken van wel. Iedereen is thuis. Dat klinkt gezellig, je zult je vrienden en familie altijd thuis treffen als je op de bonnefooi bij ze langs zou willen. Maar in de praktijk betekent het gewoon dat iedereen zijn huis zat wordt, en het zienderogen slijt, dat huis. Ik heb het ook. Je kijkt je verf van de muren, de rotting in je hout, de kringen in je tafelblad. En stof, overal stof. Het wordt natuurlijk ook viezer in huis, als je de hele tijd thuis bent met je lijf. Zo verloor je eerst toch zeker een aantal dagen per week uren achtereen je haren en huidschilfers gewoon op je werk. Nu ligt dat allemaal op te stapelen in je woonkamer. In mijn slaapkamer kom ik steeds een pluk stof tegen. Het rolt als een bol eenzame tumbleweed over de grond als ik mijn kast opendoe of de kamerdeur open. Hoe vaak ik hem ook opzuig, binnen twee dagen is hij terug. Onverbiddelijk.

Het ging ook opeens lekken in mijn huis. Nou denk ik niet dat mijn veelvuldig thuiszijn hier een groot aandeel in had, maar het lek is wel erg aanwezig, de hele tijd. Ik kan niet even op mijn werk gaan zitten en doen alsof ik er niets mee te maken heb, want ik hoor het druppelen. Als ik de was doe, eten kook, een boek lees. Maar ook als ik werk, mails beantwoord en mijn teennagels knip tijdens Zoomvergaderingen. Er moesten dus mensen komen om het lek te verhelpen. Voordeel was natuurlijk dat ik toch de hele dag thuis was, maar het nadeel was dat ik dus de hele dag thuis was. Ze waren heel vriendelijk hoor, de dakmannen. Bovendien zaten ze de hele tijd op het dak en wilden ze geen koffie, dus ik had niets te klagen. Toch was het fijn toen het klaar was en mijn huis weer helemaal van mij was. Zonder lekkage. Wel loop ik nog steeds de hele tijd langs het stuk muur wat opnieuw geschilderd moet, wat dus toch niet went, al zou je denken van wel.