De incrowd, de superincrowd en de ultra-incrowd

Vele, vele verslagen van het boekenbal kun je dit jaar op het internet vinden. Het is een terugkerend fenomeen dat iedereen zegt dat er niets aan is en toch gaat. En zoals dat gaat met fenomenen, is er ook een tegenbeweging: mensen die zeggen dat het juist wél leuk is. Laten we niet hautain doen alsof het ons geen bal kan schelen of we een kaartje krijgen of niet. Laat zoveel duidelijk zijn: we willen worden uitgenodigd en we willen gaan. We willen ons van tevoren mooi maken en we willen over de rode loper van de Stadsschouwburg langs de camera’s lopen en heel even denken dat iemand een foto van ons maakte.

Dus, als je een kaartje krijgt, behoor je tot de incrowd. En dat is altijd leuk. Ingewikkelder wordt het door het volgende. Het is niet: je mag erheen of je mag er niet heen. Natuurlijk, het draait om het bal zelf, een fier bacchanaal vol bekende hoofden die ooit een boekje schreven en alhier de camera’s een dienst doen, maar er is ook een voorprogramma. En omdat de zaal van de Stadsschouwburg nooit alle boekenballers tegelijk zou kunnen herbergen, ontstaat er binnen die incrowd, een nieuwe incrowd, een superincrowd, zo je wilt. Deze gelukkigen; a) hebben het afgelopen jaar ofwel een boek geschreven wat is bekroond, dan wel genomineerd voor verscheidene belangrijke literaire prijzen; b) hebben zo’n prijzenkast, dan wel veel krediet in media en boekenwereld dat men zich het bal niet voor kan stellen zonder diens hoofd ergens te kunnen ontwaren, de zogenaamde coryfeeën; c) hebben een keer, een tijd geleden, of onlangs, niemand die het precies weet, weleens iets geschreven over het een of ander, én hebben een heel aangenaam tv-hoofd zodat het bal gespaard blijft voor taferelen van slechts onooglijke schrijvers die slechts aan schrijven doen.

Na het voorprogramma mag de rest van de boekenvakkers ook naar binnen en begint een avond vol drank&dansen, gelardeerd door vriendelijke verpleegsters die bakjes met pillen uitdelen, ontsnapte psychiatrische gogo-dansers die in ziekenhuispyjama magnifieke moves uitproberen, exhibitionistisch-suïcidale etalagepoppen die pretenderen van de balustrades te willen duiken en vriendelijke meneren die allemaal Freud willen zijn en uiterst begripvol blijven met betrekking tot de beschonken staat van menig patiënt. Uiteindelijk zijn alleen de garderobemedewerkers gewoon zichzelf en dat is wel een beetje jammer, omdat ze die natuurlijk ook heel gemakkelijk een dwangbuis hadden kunnen aantrekken, waarna ze nog met hun mond de jassen hadden kunnen hanteren.

Nou dacht ik dus dat dit het wel was, qua incrowd: voorprogramma, feest. Incrowd, superincrowd. Maar ik had het mis. Directeur van het CPNB, onze literaire weldoener, Eppo van Nispen kwam tegen het einde van het feestje even in het dj-hok om ons te vertellen dat het afgelopen was, máár dat de mensen met het rode polsbandje nog naar de afterparty in De Balie mochten komen. En daar hebben we het: de ultra-incrowd. Onnodig te zeggen dat ik daar niet bij hoorde, toog ik om drie uur braaf naar huis. maar niet voordat er een vol glas wijn over mijn jurk heen was gegaan omdat een nabije statafel door toedoen van een onbekende (het zal wel een schrijver zijn geweest) omver lazerde.

Toen vond ik het bal heel even niet zo leuk meer. Gelukkig werd ik bij de uitgang door het immer nuchter gebleven garderobepersoneel snel in mijn warme jas geholpen.

 

Deze blog schreef ik voor de boekenwebsite Hebban.