Zelfpromotie

Promotie maken voor je eigen boek is een raar ding. Alsof het een beetje viezig is, omdat je het zelf doet. Alsof het iets tersluiks is, iets abnormaals en afkeurenswaardigs. Ga maar na; alle woorden met ‘zelf’ erin zijn per definitie een tikje bezoedeld: zelfbevrediging, zelfkastijding, zelfverheerlijking, zelfmoord (ha, daar hebben we een thema! (Ja, ga Dogma nou maar lezen.)) En dus ook zelfpromotie.

Vreemd genoeg is zelf promotie maken voor je boek iets heel anders dan promotie maken voor je werkzaamheden als schoorsteenveger, voor je eigen restaurant of voor je zelfgemaakte-poppenkleertjeswebwinkel. Je promoot iets wat je zelf hebt gemaakt, of wat je zelf doet. Oké, dit gaat voor alle gevallen op. In alle gevallen geldt ook: je meent dat je iets maakt of doet wat goed is of wat je goed kan. Dat is acceptabel. Daarnaast vind je ook nog eens dat je er recht op hebt om betaald te worden voor datgene wat je maakt of doet. Zo gaat dat: jij levert iets, een ander betaalt. Nog steeds te begrijpen.

Maar promotie maken voor je eigen boek voelt een beetje zondig. Waarom is dat toch? vroeg ik me af. Ik lever ook gewoon een product (dik pak papier met heel veel letters erop) of een dienst (plezier, ontroering, afschuw, verdriet (leuke dienst, trouwens), afijn, je snap het wel).

Of is het dat een boek van een nieuwe schrijver niet gauw het voordeel van de twijfel krijgt? Is de kans dat het rammelt aan alle kanten zó groot, dat het ongeoorloofd is mensen actief met een potentiële miskoop te proberen op te zadelen? Toch weerhoudt dat boekhandels en uitgevers er niet van reclame te maken voor de boeken die zij verkopen. Het maakt dus blijkbaar toch uit dat je zélf met je boek leurt.

Zou het kunnen komen omdat er zoveel mensen zijn die zeggen dat ze kunnen schrijven, maar nooit tot een uitgegeven boek komen? Omdat er zoveel mensen zijn die willen schrijven, maar het niet doen? Is de moeilijkheid van het promoten van je eigen boek misschien onderhevig aan de gedachte: je mag blij zijn dát je een boek kunt schrijven, moet je het nou ook nog per se verkópen? Maar waarom dan niet de gedachte: je mag blij zijn dát je schoorstenen kan vegen, waarom er dan ook nog geld voor vragen? Of: je mag blij zijn dát je lekker kunt koken, waarom mensen dan per se laten betalen om het op te mogen eten? Heeft het te maken met de geliefdheid van het beroep? Is het een voorrecht schrijver te zijn? Je kunt dan lekker bevoorrecht zwelgen in je schrijverschap, met je gepubliceerde maar onverkochte boeken in stapels om je heen, met een fles whisky aan je lippen. En nou niet meer zeuren!

Is het gewoonweg de schijn van narcisme die het schrijverschap omringt die zorgt voor het clandestiene gevoel dat ik overhoud aan het vermelden van mijn website in de ondertekening van mijn e-mails? Dat ik bij het benaderen van vrienden en kennissen die hier en daar misschien wat zinnigs over Dogma kunnen schrijven of zeggen, me een kwasterig en aan zelfoverschatting (daar is er weer een!) lijdend type voel?

Maar misschien zit het gewoon allemaal in mijn hoofd. In dat geval wordt het tijd om eens aan zelfmedicatie te gaan doen.