Een perfecte dag in Vlaanderen

De stortregen op de autoruit deed de achterlichten van de auto´s op de weg voor ons bloedden, op de zaterdagmorgen dat mijn vriend en ik naar Gent reden, om daar te horen of ik de gelukkige winnaar was van de Bronzen Uil. De uitreiking van deze Vlaamse literaire debuutprijs vond pas helemaal aan het eind van de dag plaats, dus waren er nog ettelijke uren te slijten met mijn acht mede-genomineerden in een collectieve halfslachtige nervositeit.

Halverwege de dag zouden we geïnterviewd worden – drie kanshebbers tegelijk – en er zou een signeersessie zijn. Aangekomen bij het hotel waar mijn vriend en ik die avond zouden slapen, bleek het om het grootste hotel van Madurodam te gaan, maar dat kon ik alleen mezelf verwijten, aangezien ik het had uitgezocht. De lift was een pulserende tweepersoonsdoodskist met een bordje met de enigmatische tekst: ‘opgelet voor het niveauverschil bij het onderbreken van het lichtgordijn voor stilstand’. Aangekomen bij onze kamer bleek er een bed te staan dat de deur ervan weerhield geheel open te gaan, een unheimisch gangetje dat van kamer naar badkamer liep (hij moest namelijk om de liftschacht heen leiden) en een raam dat eigenlijk een nooddeur naar de brandtrap was die eigenlijk gewoon een opening in de buitenmuur was, omdat hij niet dicht kon. Gelukkig waren we al veel te laat en kon de eigenaardige staat van onze hotelkamer niet veel langer tot ons doordringen.

De regen was inmiddels opgehouden. We aten droge bolletjes die we in een Carrefour Express hadden gekocht, terwijl we zochten naar een bus die ons zou brengen naar het literair festival waar alles ging plaatsvinden. Het instappen duurde een tijd, omdat de smoezelige meneer voor ons ook de bus in wilde en geheel volgens de verwachting minuten deed over het vinden en overhandigen van de juiste muntjes aan de buschauffeur. Het was precies zo’n meneer waarvan je zou dénken dat het een dakloze is, maar die het niet is. Hij liet een euromunt vallen, wat hij misschien niet doorhad en die ik dus voor hem oppakte en teruggaf. En toen liet hij een twee-euromunt vallen, die hij ook al niet leek te missen, die mijn vriend oppakte en teruggaf. Toen hij had betaald liet hij weer een euromunt vallen en liep zonder verdere omhaal naar een zitplaats, terwijl mijn vriend met een zucht ook deze munt oppakte en teruggaf aan de man, die het muntstuk, net als bij de andere twee, zonder er speciale notie van te nemen aannam en in zijn jaszak stopte.

Enfin, we kwamen aan en er waren allemaal lekkere broodjes met beleg (die we niet aten omdat onze buiken gevuld waren met het droge brood van de Carrefour Express) en vriendelijke schrijvers en schrijfgerelateerde mensen. Het interview kwam – dat goed ging en waarvoor behoorlijk wat interesse was – en daarna moesten we aan een tafel gaan zitten voor het signeren – waar tragisch genoeg helemaal geen animo voor was – en toen was het nagelbijtende einde van de dag in zicht. Als je niets verwacht, is het superleuk en geweldig als je goed nieuws hoort (zoals je kunt lezen in mijn vorige column), maar als je niet per se verwacht te zullen winnen, maar dit wel écht tot de mogelijkheden behoort, is het best jammer om je naam niet te horen. De spanning valt weg, en de nominatie blijft dus gewoon een nominatie en zal zich nooit meer omzetten in een prijs en ook dat is jammer, al roept iedereen dat dit natuurlijk ook best een eer is.

Ik geloof dat ik het gebrek aan spanning na het bekendmaken van mijn niet-winnen nog het meest vervelend vind. En zo bedacht ik toen we hotelwaarts keerden dat dat is waarom ik schrijf. Omdat ik in mijn leven tegenwoordig vooral veilige en normale dingen doe – want dat wil je als er kinderen komen – creëer ik in mijn boeken andere levens. Levens met grote problemen en enge personages die idiote dingen doen. Of sympathieke personages die desperate beslissingen nemen.

Spanning dus. Rammelend onderweg naar vierhoog bedacht ik dat ik ons liftje met diens lichtgordijn voor stilstand nog wel eens kon gebruiken voor een verhaal. Of anders wel de open verbinding tussen bed en brandtrap. Of het gangetje dat me deed denken aan een rotsspleet. Of misschien zelfs wel de zwerver die zijn geld liet rollen. En dat is, op een bepaalde manier, natuurlijk ook best spannend.

 

Deze blog schreef ik voor de boekenwebsite Hebban.