Tussen paarden en klopgeesten

Je was dertien en zat op paardrijden. En je had daar paardrijdvriendinnen. Op woensdagmiddag na paardrijles hingen jullie nog uren rond op de manege. Jullie deden daar meestal geen paardendingen, maar kochten Curlywurly’s en puddingbroodjes bij het bakkertje verderop in de straat, leerden elkaar over de longen te roken achter de buitenstallen (een paardrijdadagium dat nog steeds af en toe geheel overbodig je gedachten binnen komt zeilen is: Een goede ruiter rookt niet) en deden amateuristische séances in lege stallen. En die séances zouden weleens de opmaat tot iets anders kunnen zijn geweest.

Iedere vrijdagavond spraken jullie af bij een van jullie thuis, vanwaar jullie – al Passoa drinkend – naar de videotheek in de buurt liepen. Daar aangekomen duurde het meestal een goed halfuur voor jullie de allergriezeligste, allerakeligste, allernachtmerrieachtigste horrorfilm hadden gevonden die jullie prepuberhersens aankonden. Thuis kon het griezelen beginnen. En toegegeven: tíjdens de film was het leuk. Op bank of bed, ingeklemd tussen gillende vriendinnenlijven, een beetje wee van de paprikachips die nog gedeeltelijk in je kiesholten plakte, voelde je je volkomen veilig. Maar het gemene van horrorfilms is dat ze vaak – in tegenstelling tot normale films – op een absoluut onacceptabele manier eindigen. Waar je in een dramafilm een slecht eind nog wel kunt verdragen (want de held is op de een of andere manier tóch gelouterd), is dat bij een horrorfilm onmogelijk. Het gebeurde niet zelden dat jullie een film alleen maar afkeken omdat hij te eng was om níét af te kijken. Het enige dat je nog kunt doen als je dertienjarige ogen geconfronteerd zijn met door naalden gefolterde lijven, afgestroopte menselijke huiden, en hologige hoofden op staken is hopen op een eind waarin de slechterik totaal onschadelijk wordt gemaakt (het is dan ook altijd te hopen dat er niet een zaadje tot een sequel wordt geplant, ergens na de aftiteling; de overbekende lach van de (dode?) slechterik is al voldoende). Alleen de finale destructie van de door generaties lange inteelt mismaakte hillbilly schiep rust.

Tot je een uur later in je eentje in bed aan niets anders meer kon denken dan dááraan en bad tot de god waarin je nooit had geloofd of de séance van afgelopen woensdag in het stro alstublieft geen kwade geesten had voortgebracht die zo naast je bed zouden gaan verschijnen.

En je concentreerde je op de poster met het mooiste Friese paard ter wereld, die naast je bed hing, en probeerde geen andere gedachte toe te laten dan de buitenrit die je laatst maakte op je lievelingspaard Femke.

En de vrijdag erop vroeg je argeloze vader waarom jullie niet gewoon eens een móóie film als Four Weddings and a Funeral gingen kijken. En jullie lachten en huurden Poltergeist.

 

Deze blog schreef ik als gastblogger voor Tirade in juni 2016.