Dít boek. Voor de wereld.

Mijn schoonmaakster was al weken op vakantie en ik besloot eens een kijkje te nemen achter de bank. Ik vond allerhande schatten die jonge ouders vinden als ze achter de bank kijken: een onverklaarbaar plakkerige stuiterbal in een wolkje pluis, het cruciale schroefje van een autootje dat het daarom niet meer deed en dat allang door de vuilniswagen was meegenomen, iets wat waarschijnlijk ooit een snoepje was geweest en ook: mijn lievelingsboek.

Het had fonkelmooi op mijn vensterbank gestaan tussen andere fijne uitstalboeken, maar nu lag het met een dikke vouw over de eerste honderd bladzijden, op de vloer in een verdrietige spagaat. Ik ben absoluut geen bibliofiel, maar dit was cru. Hoe lang lag hij daar al? Zeker weten kon ik het natuurlijk niet, maar ik vermoedde dat zijn miserabele staat meer vandoen had met een gebroken hart dan met een gebroken rug. Want voor een tijd – wat was het, dagen, weken? – was hij onopgemerkt geweest, niet gemist. Wat te doen? Ik besloot dat het boek allereerst een paar dagen mocht doorbrengen in een sandwich tussen de atlas en de grote kattenencyclopedie. Hopelijk kwam hij er weer bovenop.

Boeken zijn aandachtziek. Ze kúnnen niet zonder. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat ze bestaan bij de gratie van aandacht. Uiteraard omdat ze met aandacht geschreven, geredigeerd en geproduceerd worden, maar als er vervolgens niemand is die ze leest, niemand is die erover praat, kortom: niemand ambassadeur van het stille, maar o zo veelzeggende boek is, sterft het de tragische dood van een mank zwerfkitten met chronische oogontsteking.

Een boek doet je stille beloftes. Lees mij, wil het roepen. Ik kan je leven veranderen. Ik ben voor jou geschreven. De wereld zal voor altijd anders zijn. Neem me mee en ik neem jou mee. Maar het zwijgt. Want het kan pas praten als het eerst is geopend. Het begint met één persoon. Eén avontuurlijke lezer die het een kans geeft. Eén voorzichtig enthousiaste lezer die aan een vriend vertelt dat hij er middenin zit en niet meer stoppen kan. Eén verbijsterde lezer die na de laatste bladzijde een missie heeft. Dít boek. Voor de wereld.

Alles wat je aandacht geeft groeit. En in het geval van boeken geldt dat dubbel. Want als een boek aandacht krijgt, genereert dat vaak meer aandacht. En waar boeken aandacht krijgen gebeuren mooie dingen. Ze leven ervan op als kinderen van pannenkoeken. Plotseling verschijnen er recensies, ontstaat er een schare online enthousiastelingen, gaan mensen het lezen in de trein, in het park en in de bus (en, inderdaad, dan ontstaat er een buzz rondom het boek – pun intended).

Plots zie je het boek overal een beetje glimmend van trots opduiken. In een tijdschrift. In een grote krant, aan de rand van het zwembad in de knuisten van een zonnebadende man met een grote roodverbrande buik.

Boeken willen niets liever dan opengeslagen, gelezen, overdacht en besproken worden. Ze willen ter ore en onder ogen komen en over de tong gaan.

Dus lees boeken, maar lees ook óver boeken. Juich erover, vier de liefde met een boek, zing erover, blog erover, praat erover in de kroeg, op het schoolplein, bij de bakker, in de rij bij het pretpark, aan de pomp, in de tram. App erover met je kinderen, vraag je beste vriend naar het eerste boek dat hij ooit las, en een vreemde op straat naar haar favoriet. Vraag je stomste collega welk boek hij het mooist vindt, vraag je schoonmoeder wat ze het liefst leest. Laat de eerste overhoring in de brugklas een boekenquiz zijn, ga met een peuter naar de bieb, geef je baas een boek cadeau.

Mijn lievelingsboek kwam weer uit de kreukels, zij het dat de bladzijden niet meer zo maagdelijk werden als voorheen, en de rug was voor altijd geknakt. Maar het gaf niet. Want op het moment dat ik het terug wilde zetten op de vensterbank tussen zijn evenknieën bedacht ik me. Ik ging ermee op de bank zitten en begon te lezen, opnieuw. En ik denk dat het toen toch zachtjes spinde.

 

Deze column droeg ik voor tijdens de lancering van Lees Magazine van bol.com, op 25 september 2016. Ook staat hij in het Lees Magazine.